Afgelopen maart zakte een kleine graafmachine weg bij werkzaamheden in een achtertuin van een pand in Katwijk. Onder de grond bleek een vrij forse bakstenen kelder verborgen te zitten. Het bleek al snel dat het niet ging om een voorraadkelder. Na een kort bouwhistorisch onderzoek door IDDS kon worden geconcludeerd dat het een waterkelder betrof. De eerste waterkelder die in Katwijk is aangetroffen. Daarnaast kon worden vastgesteld dat achter de vroeg twintigste-eeuwse voorgevel van het pand nog zestiende-eeuwse bouwfragmenten schuilgingen. Ook dit was niet bekend!
Waterkelders in Nederland
Een waterkelder is niet hetzelfde als een waterput. Een waterput stond in directe verbinding met het grondwater dat werd gezuiverd door de zandlaag waar het doorheen drong. Dit water was echter kwetsbaar voor bodemvervuiling. Met name in steden of dichtbebouwde dorpskernen lag vervuiling door bijvoorbeeld nabijgelegen beerputten of industriële activiteiten op de loer. In Leiden bijvoorbeeld werden vanaf de zeventiende eeuw waterkelders aangelegd. In Amsterdam zijn oudere kelders bekend.
Waterkelders werden door een aansluiting op de dakgoot gevuld met regenwater, of werden gevuld met water uit rivieren of meren dat in waterschuiten werd aangevoerd. De kwaliteit van dit water was, en bleef, redelijk. De vervuiling bestond vooral uit organisch materiaal dat door het water werd meegevoerd en lood dat voor de goten en leidingen werd gebruikt. De kwaliteit bleef op peil omdat de kelder niet in open verbinding stond met de buitenlucht. Met een pomp kon het water uit de kelder worden gehaald.
Grootte van waterkelders
De grootte van de waterkelders was afhankelijk van de locatie en het soort gebruik. Er zijn kleine kelders bekend, die wijzen op kleinschalig huishoudelijk gebruik, en zeer grote zoals de dubbele kelders onder het Lutherse Weeshuis in Amsterdam die beide zo’n 100.000 liter water konden bevatten. De grootte van de kelder in Katwijk doet vermoeden dat het water niet alleen voor huishoudelijk gebruik was. Ook lijkt de kelder twee tappunten gehad te hebben.
Schoon drinkwater bleef een punt van zorg, tot in de negentiende eeuw toen dorpen en steden op het waterleidingnet werden aangesloten. De waterputten en -kelders raakten hierdoor in onbruik en kregen veelal een tweede leven als beerput. Maar toen ook rioleringsstelsels werden aangelegd was het gebruik voor het gros van deze beerputten voorbij. Aangezien zij, door inbreiding van percelen, niet zelden inpandig waren geraakt werden zij niet verwijderd en raakten in de vergetelheid. Zo ook de kelder in Katwijk, tot aan het moment dat de graafmachine er in wegzakte.


