Er zijn van die mensen die een oprechte en intrinsieke passie voor een bepaald onderwerp hebben. Nu is Michel van Dam van Bouwhistorie van IDDS zo’n persoon. Zijn liefde voor gebouwen en de geschiedenis die deze met zich mee brengen is van ongekende waarde. “Het is altijd een verrassing wat ik aantref, dat maakt mijn werk zo waanzinnig interessant.”
In dit artikel maken we kennis met Michel en praat hij over wat zijn werk nou precies inhoudt, maar ook hoe hij de toekomst ziet als het gaat om bouwhistorie.
Wat is jouw achtergrond?
“Mensen denken vaak dat ik een bouwkundige of architectuurhistorische studie als achtergrond heb, maar niets is minder maar. Na de middelbare school volgde ik een opleiding grafisch vormgeving/DTP en aansluitend heb ik een aantal jaar op de kunstacademie rondgestruind. Daarna heb bij enkele bureaus gewerkt maar ik kwam er al snel achter dat bureauwerk toch niet mijn ding is. Als een soort kunstproject fotografeerde ik oude graffiti in de oude kerk van Dordrecht (namen en jaartallen die mensen uit verveling op de muren en pilaren kraste) en vandaaruit kwam ik op het spoor van het fenomeen bouwhistorie. De toen kersverse stadsbouwhistoricus van Leiden tipte me een bouwhistorisch bureau dat een grote klus in Leiden zou draaien, maar dat zij iemand te kort had. Ik kreeg een contract voor een halfjaar, maar ik heb er uiteindelijk ruim 10 jaar gewerkt. Hier is waar ik mijn liefde voor oude gebouwen en de historie ontdekt heb.”

Wat houden jouw werkzaamheden in?
“De afdeling bij IDDS waar ik werk heet Archeologie en Bouwhistorie. Het zijn voornamelijk verkennende onderzoeken, waarbij het pand (en dat kan van alles zijn) doorgaans nog in gebruik is. Niet alles is dan in het zicht, door voorzetwanden en verlaagde plafonds, maar vaak wel genoeg om de kern in hoofdlijnen te beschrijven. Het doel is om de bouwgeschiedenis van het pand in kaart te brengen en te bepalen wat de monumentale waarden van het pand zijn. Op basis daarvan kunnen bouwplannen getoetst worden. Het streven is om bij verbouwingen zo min mogelijk monumentaal gewaardeerde elementen aan te tasten. Er zijn drie gradaties: hoge, positieve en indifferente monumentale waarde. Deze worden met name bepaald door de mate van gaafheid (vanuit monumenten oogpunt) en zeldzaamheid. Het is dus niet de ouderdom die de waarde bepaalt. Iets kan relatief jong zijn, maar wel zeer zeldzaam. In de 16 jaar dat ik dit werk doe heb ik één leefkuil uit de jaren 1970 gezien, maar de vraag is: hoe ga je daar mee om vanuit monumenten oogpunt?”

Hoe ben jij bij IDDS terecht gekomen?
“Een paar jaar geleden kreeg ik een telefoontje van IDDS met de vraag of ik bij de afdeling Archeologie aan wilde sluiten. Bij stadskernarcheologie is het doorgaans verplicht een bouwhistoricus in te schakelen. Omdat er niet zoveel bouwhistorici zijn gaf dat nog wel eens planningsproblemen. Omdat ik de combinatie bouwhistorie/archeologie erg interessant vind, en wonderlijk genoeg weinig samenwerking tussen beide beroepsgroepen is, heb ik de stap genomen. Maar ook omdat ik meer bouwhistorie in de streek wilde uitvoeren. De eerste jaren was er nog weinig bouwhistorisch werk en heb ik veel meegewerkt aan archeologieklussen. Ik durf te stellen dat IDDS Archeologie en Bouwhistorie het beste stadskern onderzoek doet. Qua bouwhistorie is het inmiddels volle bak. Ik overweeg tourshirts met alle data te laten maken.”
Welke trends of hypes zie jij in jouw werk terugkomen?
“Wat er aan gebouwen de revue passeert is en blijft divers. Boerderijen, stadshuizen, fabrieken, schuren, scholen, molens en zelfs een slachthuis. En dan alles wat zich daar nog tussenin bevindt. Maar onderzoek naar historische boerderijen is wel een rode draad. Wat wel opvalt is de herontwikkeling van grote gebouwen naar appartementen. Dat was een paar jaar geleden toch echt minder. De grote woningnood, gekoppeld aan de lage rentestand lijkt hier de oorzaak van.”

Wat maakt jouw werk interessant?
“Het is altijd een verassing wat ik aantref. Soms is mijn verwachting hooggespannen maar is er (te) weinig in het zicht of blijkt het pand al enorm te zijn verbouwd. En andere keer sta ik in een ogenschijnlijk negentiende eeuws gebouw, til ik een plaat uit een systeemplafond en sta ik oog-in-oog met een middeleeuwse balklaag. Ook het rondreizen door Nederland blijft leuk. Het aantal steden, dorpen en gehuchten dat ik heb onderzocht is inmiddels aanzienlijk.”
Hoe zie jij de toekomst voor het onderwerp bouwhistorie?
“Dat is een goede vraag. De kaders van het werk, de richtlijnen, zijn inmiddels wel uitgekristalliseerd. Het zou wel kunnen dat er meer aandacht komt voor standaardisering, zoals bij archeologie, maar dat is iets waar ik niet direct blij mee zou zijn. Verder hoop ik dat bouwhistorisch onderzoek wettelijk verplicht wordt gesteld, net als archeologie. Het zou de kennisstand vergroten en een belangrijke stap zijn in de verdere volwassenwording van het vakgebied, dat relatief jong is. Kortom, ik ben nog lang niet uitgekeken!”

Interesse of vragen naar aanleiding van dit interview? Neem dan contact op met Michel via mvdam@idds.nl.


