Nog net voor het einde van 2017 werden bij de aanleg van de Rijnlandroute, door de provincie Zuid-Holland, de funderingsresten aangetroffen van een wipwatermolen die in 1610 in de Hofpolder werd gebouwd. Deze voormalig Zoeterwoudse polder maakt nu deel uit van de Leidse Oostvlietpolder. De resten van de molen werden door een archeoloog en bouwhistoricus van IDDS Archeologie en Bouwhistorie vrijgelegd en onderzocht.
Ontstaan van wipmolen ‘de Hofmolen’
Het initiatief voor de bouw van de molen werd genomen door enkele gebruikers van de Hofpolder. Zij wilden de waterhuishouding verbeteren omdat de destijds bestaande molen niet meer voldeed. Waar deze oudere molen heeft gestaan, is niet bekend. De vroegste afbeelding van wat de Hofmolen genoemd zou worden dateert uit 1615. De weergave, op een kaart van de polders, is zeer geschematiseerd, maar toch is duidelijk het wipmolentype herkenbaar: met een piramidevormig onderstel en daarop het bovenhuis met het wiekenkruis. De basis van de Hofmolen was ongeveer 6 x 6 meter en had aan de noordzijde het scheprad dat het overtollige water, middels de achter- en voorwaterloop, op het boezemwater loosde.

Nieuwbouw op oude funderingen
In 1675 vatte men het plan op om een nieuwe molen te bouwen, op een andere locatie. De windvang van de Hofmolen was namelijk verminderd door de bomen en de bebouwing die in de nabijheid waren verrezen. Dit plan vond echter geen doorgang, waarop men besloot de oude molen te vernieuwen. Het lijkt erop dat de (gedeeltelijke) nieuwbouw op de oude funderingen plaatsvond. De oudste fase uit 1610 en de vernieuwing die in 1675 plaatsvond waren duidelijk aan de funderingsresten afleesbaar. Wel verving men het muurwerk bij de waterloop. Dit muurwerk had vanzelfsprekend veel te lijden door het water en door de krachten van het waterrad en de aandrijving daarvan. Ook de muren van de achterwaterloop werden in deze tijd gemetseld. Vermoedelijk was dit deel van de watergang voor die tijd voorzien van een houten beschoeiing.

Het einde van de Hofmolen kwam in 1912, toen deze door brand werd verwoest. Omdat in deze tijd het bemalen van de polders meer en meer mechanisch werd uitgevoerd, besloot men de molen niet meer te herbouwen.
De opgraving van drie natuurstenen
Tijdens het handmatig uitgraven van de funderingen, wat nog een hele klus was vanwege de met puin gevulde kleigrond, werden drie natuurstenen gevonden. Deze hielden verband met de werking van de molen, namelijk als contragewicht van de ‘vang’, de rem waarmee het wiekenkruis kon worden stilgezet.

De werking van het remsysteem kan vergeleken worden met die van de trommelrem. Om het bovenwiel van de molen, waaraan het wiekenkruis is bevestigd, is een schijf geplaatst die met een ijzeren staaf (het sabelijzer) verbonden is met de vangbalk. Wanneer een molenaar (m/v) de molen stil wil zetten, trekt deze aan de vangketting die verbonden is met de vangstok, waardoor de vangbalk loskomt. Door het gewicht van de natuurstenen brokken in de bak op de vangbalk zakt deze, waarna door het sabelijzer de remschijf om het bovenwiel geknepen wordt. In het geval van de Hofmolen bestond het contragewicht dus uit veldkeien en natuurstenen brokken. Bij andere molens, zoals de Kikkermolen aan de Haarlemmerweg, werden ook wel natuurstenen bouwfragmenten gebruikt.
Archeologisch onderzoek door IDDS
IDDS is een gecertificeerd partner voor archeologisch onderzoek. Heeft u vragen met betrekking tot archeologische opgravingen? Neem dan contact met ons op.
Lees ook: Molenresten van Leidse bodem via erfgoedleiden.nl.


